Werkende armen
– Blog – Ineens had de bewaakster op de vloer van haar hokje naast de ingang van het faculteitsgebouw gelegen. Toen mijn man me er tijdens het avondeten over vertelde, was zijn verbazing nog voelbaar. Vooral omdat de vrouw zo snel overeind was gekomen om weer achter haar balie te gaan zitten. Bang haar baantje te verliezen, zo was mijn man duidelijk geworden. Beter gezegd, één van haar baantjes. Want ze bleek er nog twee te hebben, waarvan eentje in het weekend. Vandaar ook dat ze zo slap was – nooit eens tijd om goed uit te rusten. Maar ja hè, een alleenstaand moeder met drie opgroeiende kinderen: dan loerde onder iedere stoeptegel het schuldenmoeras. Hoeveel ze met haar baantjes dan precies binnenhaalde, had mijn man niet durven vragen.
‘Werkende armen.’ Vroeger lazen we erover in reportages uit Amerika. En dan lachten we een beetje, want wat hadden die mensen anders verwacht toen ze op Reagan of een Bush stemden? Nu hebben we ze in Nederland ook.
En het zijn er niet weinig. Volgens de laatste SCP-cijfers (die over 2014) heeft maar liefst 41 procent van de armen in Nederland betaald werk. Ze maken daarmee een veel groter deel uit van de arme populatie dan mensen in de bijstand – 20 procent – en de pensioenontvangers – 10 procent. In 2009 was dat overigens nog erger, voegt het Planbureau er op zijn site aan toe. Toen had maar liefst 49 procent van de armen gewoon werk.
Vreemd dat die working poor dan nu pas in onze directe omgeving opduiken, dacht ik toen ik die cijfers vond. Maar nadat ik er nog iets langer over had nagedacht, vond ik het al wat minder vreemd. Want in 2009 ging het waarschijnlijk nog om mensen in de bouw of de industrie die vanwege de recessie een deel van hun aanstelling moesten inleveren. En hoeveel bouwvakkers en industriearbeiders kennen mijn man en ik – twee hoogopgeleide stedelingen – nou helemaal?
De afgelopen jaren is de geldkraan echter ook dichtgegaan in de ‘elitaire’ sectoren waarin hij en ik werken, het onderwijs en de journalistiek. Het werk dat er is moet met steeds minder vaste krachten worden gedaan en zo veel mogelijk uitbesteed aan freelancers en uitzendkrachten, ook wel ‘de flexibele schil’ genoemd. En als die schil daar nou goed van kon leven, oké. Maar de tarieven zijn al jaren inflexibel laag. Geen wonder dat journalistenvakbond NVJ onlangs berekende dat 42 procent van de freelancers in de journalistiek nauwelijks kan rondkomen van zijn of haar werk.
Nou kan een universiteit misschien best zonder franje als een bewaker (docenten, laat je laptop niet op je bureau achter als je college geeft!) en zou ons land wellicht ook prima draaien met wat minder tijdschriften en tv-programma’s. Maar iets zegt me dat het in sectoren waar aantoonbaar wél meer mensen nodig zijn – laten we zeggen: de zorg – al even lastig is fatsoenlijk betaalde banen te vinden.
Ondertussen maken de topinkomens in ons land weer ouderwets mooie sprongen. Zo maakte Philips eind vorige maand bekend dat de hoogste baas in 2018 een derde meer gaat verdienen – en hij zat al op een inkomen van 4,5 miljoen. Daar gaan vast ook met enige regelmaat uitgeputte uitzendkrachten tegen de vlakte, dacht ik boos toen ik het las. Maar twee seconden later zag ik dé oplossing voor me. Als al die werkende armen nou eens niet keurig achter hun bureau of balie flauwvielen, maar massaal voor de voeten van hun manager? Het zou zomaar de eye-opener kunnen zijn die ze op dat niveau nodig hebben…
Anne Pek