Verpleeghuisblues

Tijdens het ontbijt vind ik een bericht van het verzorgingshuis in mijn mailbox. Mijn moeder wist afgelopen week een paar keer niet of ze haar medicijnen nou al had ingenomen. Daarom is nu afgesproken dat de verpleeghulp de pillen ’s ochtends voor haar in een bakje doet.

Och jee, denk ik. Weer iets wat ze niet meer zelf kan. Dat gaat snel. Toen ze acht jaar geleden in het verzorgingshuis kwam wonen, was dat vanwege mijn vader. Hij kwam in hun oude huis de trap niet meer op. Ze waren al eens samen naar beneden gekukeld. En ook verder werd hij steeds bewerkelijker, mijn moeder kon het niet meer aan. Hij kreeg dus een indicatie, en zij mocht mee. Maar het was vreemd haar in zo’n oudemensensetting te zien. De plastic planten, de pluche stoelen, het intimiderend opgewekte vrijwilligersteam rond de koffiecorner. De eerste jaren hield ze er demonstratief afstand van.

Tot mijn vader overleed en zij begon te kwakkelen. Toen kreeg de koffiecorner zijn bekoring voor haar. En inmiddels is ze duidelijk op haar plek in dat dorpspompsfeertje. Ze is ook een van die oude mensen geworden die liever niet meer de deur uit gaat. Het verzorgingshuis is haar wereld geworden.

Maar het rare is: tegenwoordig zou ze er niet meer voor in aanmerking komen. Of nou ja: nóg een valpartij en een geblokkeerd bankpasje verder zouden we haar zorgzwaarteindicatie misschien wel naar het juiste gewicht kunnen tillen. Maar dan was daar die wachtlijst geweest.

Op de foto staat niet Anne Pek met haar moeder.

Dus denk ik minstens twee keer per week wat een zegen het is dat ze net op tijd door de poort is geglipt. Niet alleen voor haar, ook voor mij. Want toen ze een paar jaar geleden midden in de nacht last kreeg van een hart ‘dat morsecodes leek te slaan’, stond er meteen een verpleeghulp naast haar bed. Wij hoorden er pas van toen de ambulance haar al had afgeleverd in een ziekenhuis op een uur reizen van ons huis. Sindsdien voelt haar plek in het verzorgingshuis voor mij zo ongeveer als weten dat je baby in een fijne crèche zit. Ik kan rustig naar mijn werk, want moeder is in goede handen.

Er schieten dus weer heel wat dankbare gedachten door mijn hoofd als ik het mailtje van het verzorgingshuis beantwoord. Maar daarna sla ik de krant open en rolt er een minstens zo innige vloek uit mijn mond. Want wat lees ik? Met de verkiezingen in zicht raakt de eigen bijdrage in de ouderenzorg ‘uit de politieke mode’ en pleiten VVD, D66 en PVV voor afschaffing. De staat moest maar weer eens afblijven van de spaarcenten van hulpbehoevende bejaarden, vinden ze. Want, zo verwoordt de Volkskrant het: onder de huidige regelgeving moeten mensen die spaarzaam hebben geleefd fors betalen, terwijl ze precies dezelfde zorg krijgen ‘als mensen die op grote voet hebben geleefd en niet hebben gespaard’. En dat is dus oneerlijk. Vermogende ouderen moeten weer worden ontzien.

‘Mensen die op grote voet hebben geleefd’ – spreken genoemde partijen echt zo, schrijft de Volkskrant werkelijk in die bewoording over verzorginghuisbewoners die géén eigen bijdrage hoeven te betalen? In gedachten loop ik even mijn moeders buren langs. Zit daar ook maar één oudje tussen dat oogt alsof het tien jaar geleden nog geld stond stuk te slaan op de golfbaan in Cannes? Nou nee. De meeste bewoners, schat ik zo in, stammen uit gezinnen met dertien kinderen en een geit. Op hun veertiende was het wel welletjes geweest met school, werken mosten ze en ’s avonds braaf de moestuin schoffelen. Spaarzaam genoeg, maar een groot kapitaal leverde het niet op.

Mijn ouders hadden wel iets van een kapitaaltje toen ze het verzorgingshuis in gingen. Vooral doordat ze net even langer hadden mogen doorleren dan de gemiddelde Nederlander van hun leeftijd. En toegegeven, spaarzaam waren ze ook. Dus ja, mijn moeder moet nu fors betalen. Maar is dat oneerlijk?

Ik heb het me serieus afgevraagd toen die vermogensbijdrage werd ingevoerd. Alles wat mijn moeder nu betaalt – en dat is niet weinig – gaat direct van mijn erfenis af. Ik zal niet ontkennen dat ik dat jammer vind. Maar jammerder zou ik het vinden als dat verzorgingshuis er niet was. En beangstigend ook. Ik zou niet vier dagen per week rustig naar mijn werk kunnen. Dat ik die rust nu heb is me best die erfenis waard.

Dus, VVD, D66 en PVV: houd alsjeblieft zulke valse tegenstelling te creëren. Stop met suggereren dat arme oudjes onverantwoorde flierefluiters waren en vermogende ouderen zielige slachtoffers. Er is niets mis mee als mensen met meer geld ook meer moeten betalen voor goede zorg. Wat wél gemeen is, is dat die goede zorg niet meer voor iedereen beschikbaar is. Doe dáár iets aan! Daarmee verlos je ook middelbare mensen zoals ik van een drukkende last. De hardwerkende Nederlander, zeg maar, die liever hun oude moeder op een veilig plekje zien dan straks met de erfenis in Cannes te gaan golfen.

Anne Pek