Stel je eens voor dat je een walvis of een olifant bent

image_pdfimage_print

– Duurzaamheid – De laatste tijd wordt er in de media opvallend vaak over dieren bericht. Aan de ene kant worden huisdieren als de beste maatjes afgeschilderd, aan de andere kant worden onder luid protest edelherten in de Oostvaarderplassen afgeschoten. En soms wordt de verdelging van massa’s dieren verzwegen. De overeenkomst is dat de mens met dieren kan doen en laten wat ie wil. De vraag is in hoeverre dieren daaronder lijden.

Het was een ultrakort item in het televisiejournaal van 29 oktober: in Poperinge kwamen bij een stalbrand twintigduizend kippen om. Mijn ochtendkrant vond het niet de moeite waard om er een berichtje aan te wijden. Mijn avondkrant trouwens ook niet. Twintigduizend kippen, wat zegt dat eigenlijk? Als twee Macedonische toeristen op de fiets door een dronken automobilist van negentien jaar zijn aangereden, wordt dat in de media wél breed uitgemeten. Deze onnodige aanrijding met dodelijke afloop is natuurlijk afschuwelijk en daar moet zeker over worden bericht, maar waarom worden twintigduizend kippen doodgezwegen? Omdat Poperinge in Vlaanderen ligt en niet in Nederland? De meest waarschijnlijke verklaring is dat deze gebeurtenis als te weinig opzienbarend wordt beschouwd. Sensationeler is het dat de provincie Groningen onder voorwaarden toestemming geeft om wolven af te schieten. Dat spreekt meer tot de verbeelding. Nieuwswaardig is verder een leeuwin die in een dierentuin een leeuw doodbijt en een paar beren die eveneens in gevangenschap een wolf te grazen nemen.

Ik denk dat het iets zegt over hoe wij tegen die kippen aankijken: als industriële producten, consumptieartikelen. Halffabricaten, die zodra ze zijn vetgemest als kipfilet achter het plastic in de supermarkt terechtkomen. Het ene dier, de mens, eet het andere dier, de kip. Ik vind daar trouwens niks mis mee. Al eeuwenlang is de menselijke soort carnivoor, vleeseter. Maar we kunnen wel eens stilstaan bij de vraag welk leven we dieren gunnen die we voor consumptie fokken. De Partij voor de Dieren is ervoor opgericht.

Varkensflats

De Groene Amsterdammer deed dit jaar met een dikke special met als titel ‘Dieren & wij’ de aftrap. Het was het zomernummer van 19 juli. Maar liefst 130 pagina’s. De Groene heeft regelmatig interessante specials, zoals die van 17 mei over de toekomst die de zich snel ontwikkelende technologie ons gaat brengen. Merkwaardig genoeg vond ik de special ‘Dieren & wij’ niet zo interessant. Er stonden dit keer meer reportages in dan beschouwelijke stukken. Gevolg: de diepgang van de artikelen was vaak ver te zoeken.

Een aantal jaren geleden, op 7 juli 2001, verscheen daarentegen een doorwrocht artikel in De Groene over de huichelachtigheid van de Dierenbescherming. Auteur Bob Bermond, biologisch psycholoog aan de Universiteit van Amsterdam, veegde in zijn opiniestuk de vloer aan met deze ‘Nederlandse vereniging tot bescherming van dieren’ die dierenleed aan de kaak stelt. De aanleiding dat Bermond in de pen klom was dat de Dierenbescherming koningin Beatrix afzette als haar beschermvrouwe, omdat op de kroondomeinen wordt gejaagd. Onder het mom van dierenliefde werd hier dierenleed bestreden.

Bermond problematiseerde het begrip dierenliefde: “Dierenliefhebbers houden huisdieren niet ter wille van het dier maar van zichzelf, wat ertoe leidt dat deze dieren vaak in diervijandige omstandigheden worden gehouden. Zo lopen honden in huizen met trappen een groot risico om rugklachten te ontwikkelen.” Als de Dierenbescherming, aldus Bermond, nu het beste voorhad met onze vriendelijke viervoeters, dan zou je verwachten dat opgeroepen zou worden om het houden van honden in bovenhuizen te verbieden. Maar ondanks dit voorbeeld gaat het de Amsterdamse biologisch psycholoog er niet om het aangedane leed van dieren aan de kaak te stellen. In zijn artikel beweert hij namelijk dat dieren, mensapen uitgezonderd, pijn niet ervaren als leed. Bermond onderscheidt pijn als prikkel en pijn als emotionele ervaring. Doordat dieren geen bewustzijn hebben, ervaren ze geen leed. De prikkel van pijn voelen ze weliswaar, maar als een reflex. Alleen de mens ervaart pijn als emotionele ervaring, omdat die door zijn bewustzijn kan reflecteren op pijn. Voor mensapen, zoals de chimpansee en de bonobo, geldt in zekere mate hetzelfde. Andere dieren reageren überhaupt niet emotioneel. Bermond: “De pleegouders van het koekoeksjong schieten niet in een depressie als hun eigen kinderen een voor een door het onechte kind uit het nest worden gewerkt, ze gaan gewoon door met het voeden van het kleine kreng. Evenmin haat de leeuwin de nieuwe alfaleeuw die haar jongen doodbijt; na een aantal dagen wordt ze bronstig en paart met de moordenaar.”

Het recht voor zijn raap artikel van Bob Bermond uit 2001 zorgde destijds voor de nodige reuring. Hij had de knuppel in het hoenderhok gegooid. En hij was niet de minste. Als onderzoeker was hij destijds al een autoriteit op het gebied van dierengedrag. Het was een periode waarin dierenactivisten door allerlei acties luidruchtig van zich lieten horen. Actievoerders van het Dierenbevrijdingsfront keerden zich met hun acties tegen dierenfokkerijen en dierproeven. Van de kant van de inlichtingen- en veiligheidsdienst werden deze acties als (radicaal) gewelddadig getypeerd.

Een jaar later, in 2002, werd politicus Pim Fortuyn door Volkert van der Graaf vermoord. Van der Graaf gaf als motief voor zijn daad aan dat hij in Fortuyn een groeiend gevaar voor de samenleving zag. Kwetsbare groepen, zoals kansarmen en migranten, zouden de dupe van zijn politieke opvattingen zijn. Als zodanig was het een politieke aanslag. Wat tegenwoordig nogal eens wordt vergeten is dat de politicus Pim Fortuyn zich vlak voor zijn dood uitsprak voor zogenaamde varkensflats, als een effectieve en efficiënte manier om varkens te fokken. Daarnaast pleitte hij ervoor om het fokverbod voor nertsen op te heffen. Van der Graaf wordt vaak milieuactivist genoemd, maar ik denk dat we hem meer recht doen als we hem afficheren als dierenactivist, en wel een heel fanatieke.

Onversneden ontroering

Anno 2018, zo’n anderhalf decennium later, lijken dierenbeschermers – vredelievende als de Dierenbescherming en gewelddadige als het Dierenbevrijdingsfront – aan enige invloed te hebben gewonnen. In de schappen van de supermarkt liggen tegenwoordig biologische vleesproducten, overigens niet in ruime mate voorhanden. Maar de superboeren blijven gewoon adverteren met hun ‘kiloknallers’. Nog steeds dringt de prangende vraag zich op in welke mate dieren leed ondergaan. Tegelijkertijd zien we dat een scherp onderscheid wordt aangebracht tussen twee soorten dieren: zij die wij eten en zij die wij als huisdieren houden. De eerste soort wordt beschouwd als consumptieartikel, dat in de winkel volstrekt onherkenbaar is als het levende dier dat het was. In China is het juist zaak, als blijk van echtheid, te laten zien welk dier geslacht is en daarom zit de kop er vaak nog aan. In Nederland is zoiets niet bevorderlijk voor de verkoop; wij willen niet weten wat we eigenlijk eten. Vissen zijn daarop de spreekwoordelijke uitzondering.

De tweede soort vormen de huisdieren, die door veel dierenbezitters worden vermenselijkt. Zelfs in die mate dat een huisdier als een beter mens kan worden ervaren: eentje die nooit liegt en bedriegt maar alleen maar trouw schenkt. Diepe genegenheid roept zo’n beestje daarom op. In het Volkskrant Magazine van 27 oktober schreef Antoinette Scheulderman het artikel ‘Huilen om een hond’, waarin zij het rouwproces beschrijft na het overlijden van haar hond, een ruwharige dwergteckel, genaamd Bubbels. Haar artikel is ontleend aan haar boek Dan neem je toch gewoon een nieuwe: over mensen en dieren, leven en dood, dat pas verscheen. Scheulderman: “Ik heb een jaar lang diep gerouwd. Het gemis was overal.” Met instemming haalt zij de Belgische dierenvriend Chris Dusauchoit aan, die in zijn boek Honden zoals ze echt zijn schrijft: “Soms als mijn hond naar mij kijkt, raak ik overspoeld door onversneden ontroering, alsof er ergens warme saus in mijn lijf loopt.”

Als zo’n beestje doodgaat, is dat niet minder dan een tragedie. Scheulderman: “Uiteindelijk gaat rouwen om een dier waarvan je hield niet anders dan om een mens. Je moet de beruchte vijf stadia door: ontkenning, woede, marchanderen, depressie, aanvaarding.” Ze haalt Nienke Endenburg aan, de enige psycholoog in Nederland die gespecialiseerd is in rouw om een dier. “Uit onderzoek blijkt dat 80 procent van de mensen hun huisdier zien als volwaardig lid van het gezin.” En dan te bedenken dat bijna 60 procent van de Nederlandse huishoudens een huisdier heeft. De meest openbarende uitspraak bewaart Antoinette Scheulderman voor het laatst: “Ik houd van veel mensen, maar voor niemand voel ik dezelfde ontroering als voor een dier.” Huisdieren kunnen last krijgen van rugklachten en ander ongerief, maar uit zo’n ontboezeming spreekt dat huisdieren op hun beurt menselijk lijden kunnen verlichten. Hoeveel vertrouwen stel je in je naasten als je de ontroering opgeroepen door een dier bovenaan stelt?

Een dag eerder wijdde Elma Drayer in de Volkskrant haar wekelijkse column eveneens aan dieren: “[…] dat je dieren netjes behandeld vind ik een beschavingsplicht. Dat daaraan nog te veel mankeert lijkt me al even evident. Ik word alleen wat giechelig van een wereldbeeld dat dieren losjes vermenselijkt […].” Zij zal een dag later bij lezing van het artikel van Antoinette Scheulderman ongetwijfeld haar wenkbrauwen hebben opgetrokken.

Elma Drayer gelooft tot een slinkende minderheid te behoren. Uit dezelfde column: “Zie alleen al de opmars van de Partij voor de Dieren, te weinig onderkend naar mijn smaak. Bij de laatste Kamerverkiezingen wist deze partij vijf zetels binnen te halen, in de recente peilingen staat ze maar liefst op zeven. Blijkbaar achten honderdduizenden (potentiële) kiezers de dierenrechten het allergewichtigste vraagstuk waarmee dit land heden ten dage te kampen heeft.”

We kennen in ieder geval uit de media de woede en de razernij die het afschieten van de edelherten in de Oostvaardersplassen bij velen teweegbrengt. Staatsbosbeheer wilde er in oktober honderden afschieten, omdat ze anders in de winter zouden verhongeren. Activisten voerden ze uit protest bij. Beide partijen wilden op tegengestelde manier het lijden van deze grote grazers aanpakken.

Wederkerigheid

Huisdieren worden vermenselijkt, maar de trend zet door: tegenwoordig wordt zelfs het onderscheid tussen mens en dier in zeker opzicht gerelativeerd. In een artikel in Het Financieele Dagblad van 20 oktober, maar reeds eerder vanwege zijn vermeend belangwekkende strekking gepubliceerd in Süddeutsche Zeitung en in 360 Magazine, voert auteur Judith Blage aan dat de kloof tussen mens- en diergeneeskunde een modern verschijnsel is. Blage: “Nog geen honderd jaar geleden zorgde een plattelandsarts vaak voor zowel mensen als dieren.” Veel zoogdieren lijden aan dezelfde ziekten als de mens, zoals kanker. En infecties kunnen van dieren op mensen worden overgedragen.

Als dieren worden vermenselijkt, komt dat doordat dieren zich aanpassen aan de leefomgeving van de mens. Evolutiebioloog Menno Schilthuizen won recentelijk de Jan Wolkers Prijs voor het beste natuurboek van het jaar. In zijn boek Darwin in de stad beschrijft Schilthuizen hoe de evolutie van dieren en planten in een stedelijke omgeving verandert. Laat ik dat zelf illustreren aan de hand van één dier: de blauwe reiger. Ik weet nog goed dat ik in mijn jeugd voor het eerst, buiten de stad, een blauwe reiger aan de waterkant zag staan. Dat was een hele belevenis. Nu zijn ze in groten getale in Amsterdam op het Dapperplein te zien, dagelijks op het einde van de marktdag. Daar lopen ze gewoon tussen de mensen, op zoek naar achtergelaten vis. Ik liep regelmatig naast zo’n reiger, want mijn huis was om de hoek.

Mensen en reigers als passanten op de Dappermarkt, maar de overeenkomst is bedrieglijk. De mens, dat denkende dier, beschikt met zijn verstand over een vernietigend wapen. Zo kwam het Wereld Natuur Fonds (WNF) deze week met een alarmerend rapport. Onder veel meer door de mens aangerichte narigheid springt er een uit: de populaties van in het wild levende dieren is de afgelopen halve eeuw wereldwijd door toedoen van de mens met 60 procent afgenomen.

Om het tij te kunnen keren, zou je welhaast toejuichen dat dieren méér worden vermenselijkt. Maar er is een betere aanpak en die wordt aangereikt door filosoof Martha Nussbaum. Het Financieele Dagblad drukte op 20 oktober een artikel van haar af, waarin zij pleit voor een relatie tussen mens en dier die is gebaseerd op wederkerigheid. Nussbaum: “We delen een planeet met miljarden andere sensibele wezens, en die hebben stuk voor stuk hun eigen complexe manieren om te zijn wie ze zijn.” Haar uitlatingen over hoe de mensheid dieren in het wild behandelt, hadden zomaar in het rapport van het WNF kunnen staan. Ze beweert dat onze menselijke misdaden een verwoestend effect hebben. Een paar willekeurige voorbeelden: “De schade van laboratoriumonderzoek op dieren; de vele schadelijke gevolgen van het opsluiten van apen en olifanten in een dierentuin; het afnemen van de walvispopulatie door de jacht met harpoenen; het opsluiten van orka’s en dolfijnen in themaparken; het stropen van olifanten en neushoorns om geld te verdienen op de internationale zwarte markt; het illegaal verkopen van Afrikaanse olifanten aan Amerikaanse dierentuinen; de vernietiging van de leefomgeving van veel grote zoogdieren als gevolg van klimaatverandering.”

Complexe gevoelens

Een relatie met dieren gebaseerd op wederkerigheid betekent in de eerste plaats dat wij mensen moeten afstappen van onze narcistische neiging om ons als heel bijzonder te beschouwen, aldus Nussbaum. Laten we ons meer bekommeren om andere wezens. Bedenk bijvoorbeeld eens wat het betekent om een walvis te zijn. Of een olifant. Nussbaum: “[…] laten we […] kijken naar films van olifanten die gewoon hun eigen leven leiden, die blijk geven van toewijding aan de groep, van medeleven, van verdriet en nog een heel scala aan complexe gevoelens die wij mensen gewoonlijk exclusief aan onszelf toeschrijven.”

Ik betwijfel of biologisch psycholoog Bob Bermond het met filosoof Martha Nussbaum eens zal zijn. Uit zijn ruchtmakend artikel uit 2001 in De Groene blijkt immers dat hij dieren geen gevoelens, laat staan complexe gevoelens, toekent. Ze kunnen niet reflecteren, omdat ze geen bewustzijn hebben. Hun reacties zijn reflexen. Zijn artikel heb ik ook afgestoft omdat ik er destijds bemoeienis mee had. Bob Bermond is de auteur, maar ik heb als journalist hand- en spandiensten geleverd om het geschikt te maken voor publicatie in een weekblad. Eigenlijk had ik over de inhoud van Bermonds opiniestuk zelf geen uitgesproken mening. Nu wel en ik denk dat Bermond het begrip pijn – als prikkel of emotie – te formalistisch en te functionalistisch benadert. Of de intensiteit in pijn door prikkel of emotie van elkaar verschilt, dáár draait het om. Als leek ben ik geneigd dat te ontkennen. En hoezo zou een dier niet lijden indien het pijn als prikkel ondergaat?

Het heeft niet zoveel zin, zoals in het geval van de edelherten in de Oostvaardersplassen, om met elkaar te wedijveren in dierenleed. Het aanbrengen van gradaties in lijden is niet de manier om met dieren om te gaan. Het uitgangspunt zou het voorkómen van pijn respectievelijk lijden van dieren moeten zijn. Zowel bij het om goede redenen verkleinen van een wildpopulatie als het slachten ten behoeve van consumptie. En zeker bij het verdelgen – ‘ruimen’ in het eufemistisch jargon – van stapels vee.

Jelle Jeensma (publicist)

www.jeensma.com/