Pleidooi van een kosmopolitische intellectueel

– Internationaal – In Hongarije en Polen wordt de rechterlijke macht ontmanteld. Binnenkort zijn daar geen onafhankelijke rechters meer. De Europese Unie dreigt met zware sancties. Volgens Michael Ignatieff kunnen we onze open samenleving verdedigen zonder Oost-Europese landen af te stoten.

Michael Ignatieff leidt als rector magnificus de Centrale Europese Universiteit in Boedapest. De universiteit die de Hongaars-Amerikaanse filantroop George Soros stichtte en die nu zo onder vuur ligt. De Hongaarse premier Viktor Orbán beticht de Centrale Europese Universiteit ervan dat die de vluchtelingenstroom naar Europa op gang heeft gebracht. Soros zou voorstander zijn van een multicultureel Europa. Of, zoals Orbán preciseert, een multi-etnisch Europa.

De Hongaarse president gaat er prat op dat hij nog een van de weinige pleitbezorgers is van het ‘christelijke Europa’ dat teloor dreigt te gaan. In het profiel van Viktor Orbán dat afgelopen donderdag in Het Parool stond, citeert correspondent Runa Hellinga Orbán: ‘De gelovige mensen zullen het winnen van de nu nog in Europa regerende globalistische elite en ze zullen Europa opnieuw groot maken, en daar zal Hongarije ook bij horen.’ Hieruit spreekt dat Orbán wil dat Hongarije deel blijft uitmaken van ‘Europa’ en zich daarvan niet afwendt. Het christendom zou de samenhangende factor zijn.

‘Illiberale’ democratie

Viktor Orbán wil van zijn land een ‘illiberale’ democratie maken, wat betekent dat niet langer het individu centraal staat maar de volksgemeenschap. Als eerste fase in deze transitie zal de onafhankelijke, rechterlijke macht aan banden worden gelegd. Natuurlijk is ‘volksgemeenschap’ voor velen een abject woord, met reminiscenties aan de nazitijd. Orbán ziet, aldus het profiel in Het Parool, China, Rusland, Singapore, Turkije en India als succesvolle voorbeelden. Het zijn landen waarin autoritaire leiders het voor het zeggen hebben.

Ook Polen wil gestalte geven aan de ‘illiberale’ democratie. In dat land wordt eveneens van staatswege de rechterlijke macht beknot. Net als in Hongarije gebruikt men in Polen voor deze schending van de trias politica het voorwendsel dat veel rechters onder het communistische regime dienden. Brussel dreigt nu aankomende woensdag de ‘nucleaire optie’ ter tafel te brengen. Het is een procedure die ertoe kan leiden dat Polen het stemrecht in de Europese Raad wordt afgepakt. Het is echter hoogst onzeker dat dit gaat gebeuren, omdat voor zo’n ingrijpende beslissing unanimiteit van de lidstaten nodig is. De Hongaarse premier Viktor Orbán heeft al laten weten te gaan dwarsliggen.

Is Europa straks nog het lichtend voorbeeld van de liberale democratie? Of wordt de ‘open samenleving’ er langzaam maar zeker de nek omgedraaid? Andere Oost-Europese landen tonen sympathie voor de ontwikkelingen in Hongarije en Polen. EU-president Donald Tusk gooide olie op het vuur met zijn voorstel de Oost-Europese landen tegemoet te komen door de gelijke verdeling van asielzoekers over de lidstaten los te laten. Zijn argument: de opgelegde asielquota leiden tot grote verdeeldheid tussen de leden van de Europese Unie. Hongarije, Polen, Slowakij en Tjechië weigeren vluchtelingen op te nemen. Lijnrecht tegenover Tusk staat eurocommissaris Frans Timmermans, die harde sancties wil uitvaardigen voor EU-landen die geen asielzoekers toelaten.

Open samenleving

Op 23 november hield Michael Ignatieff in Den Haag een lezing, getiteld ‘Open Society – Its Old Enemies and its New Friends’. Het betrof hier de jaarlijkse lezing georganiseerd door de WRRR, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. De zaal van theater Diligentsia waar hij zijn voordracht hield, was afgeladen met hogere ambtenaren werkzaam in het openbaar bestuur en wetenschappers van Nederlandse universiteiten. Zeg maar de vertegenwoordigers van de Nederlandse ‘globalistische elite’.

Michael Ignatieff, ook bekend als gerenommeerd publicist en voormalig politicus, ging in zijn lezing in op het concept van Karl Popper: de open samenleving die onze liberale democratie is. De Canadees wees erop dat dit concept, dat Popper tijdens de Tweede Wereldoorlog bedacht, aan revisie toe is. Het politiek-filosofische werk ‘The open society and its enemies’ werd geschreven tegen de achtergrond van het fascisme, vandaar dat Popper de tegenstelling aanbracht tussen ‘open’ (lees: democratische) en ‘gesloten’ (lees: totalitaire) samenlevingen.

Filterbubbel

Ignatieff ziet signalen dat de democratische samenleving, zoals die bestaat in West-Europa, de Verenigde Staten, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, wordt bedreigd. Door internet is het publieke domein niet alleen vergroot, maar ook diffuus geworden. Veel mensen zitten op internet in hun eigen filterbubbel en tonen geen interesse voor datgene wat daarbuiten gebeurt. Door het verspreiden van nepnieuws worden democratische processen gemanipuleerd. Aan de andere kant geeft internet burgers de mogelijkheid om actief deel te nemen aan democratische besluitvorming.

We moeten voor onze open samenleving blijven opkomen, aldus Ignatieff. En dat moeten we doen zonder dat we anderen onze wil opleggen als die er afwijkende opvattingen op na houden. ‘Geschiedenis is geen libretto’, citeert Ignatieff de negentiende-eeuwse Russische schrijver Alexander Herzen. Oftewel, de geschiedenis staat niet op voorhand aan onze kant. Missiegedrag en maakbaarheidsfantasieën kunnen we beter achterwege laten.

Opvallend is wat Ignatieff in zijn lezing over landen als Polen en Hongarije zegt: ‘Het gaat er niet om deze landen af te schrijven.’ Er bestaat geen ‘one fits all’-aanpak. Canada, Nederland en Hongarije hoeven niet hetzelfde spoor te volgen. Dat doet toch even de wenkbrauwen fronzen, want per slot van rekening wil Viktor Orbán de universiteit in Boedapest sluiten waarvan Ignatieff rector magnificus is. Vanwaar zoveel mededogen met een land dat steeds autoritairder wordt geregeerd? Duidelijk is dat Ignatieff landen als Polen en Hongarije binnenboord wenst te houden en hij ze niet in de armen van Poetin wil drijven. Ignatieff, die als politicus jammerlijk mislukte gedurende de twee jaar dat hij leidinggaf aan de liberale partij in zijn geboorteland, profileert zich als ‘Realpolitiker’.

Sterke staten

De open samenleving moeten we blijven verdedigen, maar dat kan alleen gebeuren door sterke staten. Ignatieff somt op waaraan een sterke staat beantwoordt: iedere burger heeft daarin gelijke rechten, de landsgrenzen worden goed bewaakt, cyberspace wordt beter gecontroleerd, en de scheiding der machten is een must; onafhankelijke instituten als rechtbanken en universiteiten acht hij onontbeerlijk. Ten slotte kan een sterke staat het niet stellen zonder politiek participerende burgers.

In zijn pleidooi doet zich schijnbaar een tegenstelling voor: dat een open samenleving niet kan bestaan zonder afgebakende grenzen. Vooral met dit standpunt wijkt hij af van Karl Popper, voor wie de politieke arena van vlak na de Tweede Oorlog er anders uitzag: open versus gesloten maatschappijen. Dat was eigenlijk toen al een schematische weergave van de werkelijkheid. Ignatieff wijst erop dat Rusland en China tegenwoordig sowieso veel minder gesloten zijn. Zo kunnen burgers van die landen vrijelijk naar het buitenland gaan en zich daar desgewenst vestigen. Dat neemt niet weg dat ze autoritair worden geregeerd: Rusland door autocraat Vladimir Poetin en China door de communistische leider Xi Jinping die onlangs alle macht naar zich toetrok.

Overheden van democratische samenlevingen hebben geen greep op de vrijhandel van grote ondernemingen als Google en Amazon. Die onttrekken zich aan nationale, maar ook internationale wetgeving. Autoritaire samenlevingen interveniëren daarentegen rechtstreeks in hun eigen economie; er is sprake van staatskapitalisme. In China wordt bijvoorbeeld Google gemuilkorfd. Ook houdt China zijn munt, de renminbi, kunstmatig laag om de Chinese export op peil te houden. Volgens Ignatieff parasiteert een land als China zo op het internationale kapitalisme.

Mensenrechten

Als wetenschapper richt Michael Ignatieff zich in zijn onderzoek op kwesties als nationalisme en etnisch bewustzijn. Maar ook op mensenrechten en hun rol in internationale conflicten. In zijn dit jaar uitgekomen boek ‘The Ordinary Virtues – Moral Order in a Divided World’ (in het Nederlands verschenen met de titel ‘Gewone deugden – Samenhang in een verdeelde wereld’) doet hij verslag van het spanningsveld tussen mensenrechten en alledaagse deugden die mensen in hun omgeving naleven.

In 1948 werden met de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens de grondrechten van elk individu afgekondigd. Dat gebeurde vanuit de Verenigde Naties. Grondrechten zijn bijvoorbeeld het recht op vrije meningsuiting en het zelfbeschikkingsrecht. Ignatieff bezocht in drie jaar tijd zeven plekken in de wereld, zoals het door oorlog verdeelde Bosnië en het door een tsunami verwoeste Fukushima, waar hij sprak met de mensen die er leefden of er vandaan kwamen. Op alle plaatsen die Ignatieff bezocht, zag hij dat het democratisch zelfbestuur en het ‘moreel universalisme’ van de mensenrechten met elkaar botsten.

Milde houding

Overal in de wereld onderkennen mensen dat alledaagse deugden als vertrouwen en eerlijkheid belangrijk zijn. Niet als afgeleide van de mensenrechten, maar voortkomend uit de gemeenschap waartoe ze behoren. Kortweg komt het erop neer dat mensen er in de praktijk van alledag altijd iets van proberen te maken, zo goed en zo kwaad als het gaat. Veiligheid, gegarandeerd door lokale instituties als rechtspraak en politie, is daarbij van wezenlijk belang. In een gemeenschap geven mensen invulling aan waarden als verdraagzaamheid en respect, maar op elke plek krijgt dat eigen accenten. ‘Door te luisteren naar bewoners van favela’s, informele nederzettingen, boeren op hun land, monniken in hun gebedshuizen, begonnen we te begrijpen dat gewone mensen bij hun denken niet generaliseren of systematiseren. Een mondiale ethiek die op de hele mensheid van toepassing is, is in wezen onvoorstelbaar en irrelevant’, schrijft Ignatieff in zijn boek ‘Gewone deugden’. Dat maakt dat we volgens hem niet kunnen spreken van één morele wereld, maar van vele morele werelden met verschillende waarden. Blijft de vraag of die waarden levensvatbaar zijn zonder onafhankelijke rechtspraak, om bij conflicten tot menswaardige oplossingen te komen.

Dit relativerende inzicht kan de milde houding verklaren die Ignatieff tegenover een land als Hongarije aanneemt. Dat maak ik ook op uit wat hij in ‘Gewone deugden’ stelt: ‘Vier van de landen die we op deze reis hebben bezocht, Brazilië, Myanmar, Bosnië en Zuid-Afrika, maken een transitie door naar een liberale democratie die haar eindbestemming maar niet lijkt te bereiken.’ Hij onderkent de ‘transitie’ naar een liberale democratie, maar ziet ook in dat de weg ernaartoe moeizaam verloopt. Dat geldt ook voor Hongarije en Polen. Deze landen moeten we niet vijandig bejegenen. We kunnen ze beter als opponenten beschouwen met wie je het beste in gesprek kunt blijven. Ze leven in hun eigen morele wereld, tegen de achtergrond van de voormalige bezetting door de Sovjet-Unie.

Machtspolitiek

Ignatieff relativeert dus het ‘morele universalisme’ van de mensenrechten nu hij heeft begrepen hoe mensen in hun dagelijks leven invulling geven aan gewone deugden. Hij is evenwel van mening dat die gewone deugden het beste in de liberale democratie gedijen. Daar zijn de onafhankelijke instituties het meest betrouwbaar. En daar is sprake van scheiding van de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht. De ene morele wereld, die van de liberale democratie, staat voor hem zodoende in hoger aanzien dan de andere morele wereld, die van de ‘illiberale’ democratie.

Hongarije moet, samen met andere Oost-Europese landen, nog een lange weg door de woestijn afleggen, naar het beloofde land achter de horizon: de liberale democratie. Soms moet zo’n land met zachte hand de weg worden gewezen. Bruuskeren werkt averechts. Die opvatting lijkt niets met de gebruikelijke machtspolitiek van doen te hebben. Is dat realistisch? Ik denk niet helemaal. Michael Ignatieff is toch vooral een kosmopolitische intellectueel. En dat bedoel ik niet onaardig.

Jelle Jeensma
– – – – – – – – –
‘Open Society – Its Old Enemies and its New Friends.’ WRR-voordracht door Michael Ignatieff. Donderdag 23 november 2017 in Theater Diligentsia te Den Haag.
Michael Ignatieff: ‘Gewone deugden – Samenhang in een verdeelde wereld.’ Vertaald door Arjanne van Luipen, Josephine Ruitenberg en Pon Ruiter. Uitgeverij Cossee, Amsterdam 2017. Oorspronkelijke titel: ‘The Ordinary Virtues – Moral Order in a Divided World.’ Harvard University Press, Cambridge 2017.

Jelle Jeensma is journalist en plaatst wekelijks een blog op zijn site.