Moet de basisbeurs terug?
– Blog – De basisbeurs voor studenten in het hoger onderwijs moet terugkomen. Dat is één van de eisen in het jongerenmanifest Coalitie-Y dat 16 september is gepubliceerd. Het manifest is ondertekend door een groot aantal jongerenorganisaties en verschillende politieke partijen. Maar de basisbeurs was verre van ideaal, betoogt Ad Valvas-redacteur Dirk de Hoog. Wellicht is het plan van de PvdA voor beurzen die afhankelijk zijn van het inkomen van de ouders beter.
Is de
terugkeer van de basisbeurs een goed idee? Nu ja, de kritiek op het in 2015
ingevoerde leenstelsel is duidelijk. Dat scheept veel jongeren op met een
studieschuld van gauw zo’n twintigduizend euro, maar kan ook nog verder
oplopen.
Vroeger ook al studieschuld
Nu ja, een
studieschuld is geen leuk ding. Hoewel we niet moeten vergeten dat veel
studenten die vroeger een aanvullende beurs kregen die ook terug moesten
betalen. Het oude ideaal waarmee in 1963 de Studenten Vakbond (SVB) werd
opgericht, studieloon voor iedereen, is nooit gerealiseerd.
Uit cijfers
van het Centraal Bureau van de Statistiek blijkt overigens dat in 2017 bijna de
helft van de studenten in het hoger onderwijs geen lening bij de overheid
afsloot. En dus ook geen schuld opbouwde in dat jaar. Daarbij zitten natuurlijk
ook studenten die niet meer kunnen lenen omdat ze te lang studeren of al te oud
zijn.
Basisbeurs verre van ideaal
Die
schuldenlast zou jongeren, zeker als hun ouders weinig verdienen en/of zelf
niet hebben gestudeerd, ervan weerhouden te gaan studeren. Deze voorspelling is
echter niet uitgekomen, blijkt uit verschillende onderzoeken. Bij invoering van
het leenstelsel is er twee jaar even een dipje geweest maar daarna is de
instroom naar de universiteiten zelfs toegenomen en bij het hbo een klein
beetje gedaald. Maar dat laatste komt vooral doordat de doorstroming uit het
mbo al een aantal jaren stagneert.
Maar laten
we de basisbeurs niet idealiseren. Die was veel te laag om van te kunnen leven,
in 2014 namelijk 279 euro per maand voor uitwonende studenten. Als je ouders
minder dan 46 duizend euro per jaar verdienden kon je nog maximaal 260 euro
aanvullende beurs krijgen. Van die in totaal 539 euro kon een student ook niet
rondkomen. Dus ook voor de invoering van het leenstelsel staken veel studenten
zich in de schulden toen dat eenmaal kon en besteedden ze een flink deel van
hun tijd aan bijbaantjes als papa of mama niet genoeg geld toeschoof. Bij
invoering van het leenstelsel hadden (ex)studenten met een renteloos voorschot
of een lening gemiddeld al een studieschuld van ruim 12 duizend euro.
De
basisbeurs was dus wel een hele smalle basis.
Subsidie voor de rijken
Een belangrijk
kritiekpunt op de basisbeurs van met name de PvdA en GroenLinks, reden waarom
ze instemden met de invoering van ‘een sociaal leenstel’, was dat de basisbeurs
een subsidie aan de rijken is. “De bakker betaalt mee aan de opleiding van de
zoon van de rijke advocaat”, was een bekend gezegde van de PvdA in die tijd.
Dat argument klopt wel. Zo’n zeventig procent van de studenten in het hoger
onderwijs (60 procent bij het hbo en 75 procent bij de universiteiten) hadden
in 2014 ouders die meer verdienden dan 46 duizend euro per jaar. En die
basisbeurs kostte per jaar wel ongeveer een miljard euro. Terwijl de meeste
kinderen uit minder welgestelde kringen al direct na de basisschool naar het
vmbo zijn gestuurd. Zo rond het twaalfde jaar vindt de echte schifting plaats.
Inkomens afhankelijke beurs
Wat dan wel?
Studenten horen een inkomen te krijgen waarvan ze normaal kunnen leven.
Wellicht is het idee van de PvdA dan zo gek nog niet. Die willen dat kinderen
met ouders die minder dan honderdduizend euro verdienen een
inkomensafhankelijke beurs krijgen. Dus naar draagkracht van de ouders. Maar
ook daarbij zijn wel een paar kanttekeningen te zetten.
> Zo’n
beurs plus de bijdrage van de ouders moet hoog genoeg zijn om van te kunnen
leven. Dus rond de duizend euro per maand voor uitwonenden. Anders is het weer
zo’n halfbakken compromis.
> De
basisbeurs werd 1986 vooral ingevoerd om studenten onafhankelijk van hun ouders
te laten studeren. Het was dan ook een sigaar uit eigen doos. Voor die tijd
kregen ouders van studerende kinderen driedubbel kinderbijslag plus
belastingaftrek. Bij invoering van de basisbeurs ging dat geld niet meer naar
de ouders maar direct naar de student. In een nieuw stelsel moet er een
waarborg zijn voor potentiële studenten met ouders die weigeren mee te betalen
aan hun studie.
Studeren in Nederland is duur
> Uit een
recent onderzoek blijkt dat Nederland een van de duurste landen in Europa is om
te studeren, gekeken naar collegegelden en dergelijke. Verlaag die
collegegelden of compenseer dat met aanvullende beurzen voor kinderen uit de
laagste inkomenscategorieën.
> Nu
worden nagenoeg alle studenten bij alle opleidingen gelijk behandeld. Wellicht
moet het gaan volgen van een opleiding waar maatschappelijk gezien veel
behoefte aan is (leraren, verzorgenden, technici) financieel aantrekkelijker
worden gemaakt door lagere collegegelden of aanvullende beurzen.
> Bij
discussies over studiefinanciering gaat het bijna altijd over studenten in het
hoger onderwijs en dan nog meestal over studenten aan universiteiten. Maar
juist ook studenten in het mbo hebben aandacht en zorg nodig en dus geld. In
het mbo heeft meer dan de helft van de ouders van de studenten een lager dan
modaal inkomen. Dat is momenteel ongeveer 36 duizend euro. Vergeet niet dat er
veel studenten in het mbo zitten. In 2018 zaten er 486 duizend studenten op het
mbo, 456 duizend op het hbo en 295 duizend op de universiteit.
Goed stelsel kost veel geld
> Een
goed stelsel voor studiefinanciering gaat veel geld kosten. Naar schatting ruim
drie miljard euro per jaar, afhankelijk van de hoogte van de toelage. Daarom is
het er nooit gekomen. Nu wel? In ieder geval besteedt Nederland gezien binnen
Europa, relatief weinig geld aan het hoger onderwijs, gerekend naar percentage
van het bruto nationaal product. Dus meer geld die kant op kan geen kwaad. Maar
waar komt dat geld vandaan? Waarschijnlijk door verhoging van de belasting voor
degenen die boven modaal verdienen. Een ooit door de studentenvakbond
voorgestelde ‘academicusbelasting’ is erg ingewikkeld en wellicht ook
onrechtvaardig. Bijvoorbeeld voor degenen die na hun studie weinig verdienen.
Bovendien is het verschil tussen een academicusbelasting en een ‘sociaal
leenstelsel’ niet zo groot.
> Het
grote probleem in Nederland is natuurlijk dat het overgrote deel van de
kinderen rond hun twaalfde jaar, direct na de basisschool, voor de rest van hun
leven voorgesorteerd worden naar vmbo of havo/vwo. En bij die fundamentele
selectie speelt afkomst wel degelijk een grote rol. Opleidingsniveau en inkomen
van ouders zijn belangrijke voorspellers wie wel en wie niet naar het vmbo
gaat. Aan die vroegtijdige selectie moet snel iets worden gedaan. Dat beperkt
namelijk echt de eerlijke toegang tot adequaat onderwijs. Waarbij ik niets ten
nadele wil zeggen van het leren voor een mooi ambacht. Aan goed vmbo-onderwijs
is niets ‘minderwaardigs’. Maar wellicht toch: leve de middenschool?
Dirk de Hoog