De yum
– Blog – Het is de yum, weet ik sinds een week. De yum maakt alles kapot wat ik zo leuk vond aan mijn woonomgeving. De charmant vervallen straatjes, de ietwat verzakte geveltjes, de vage winkeltjes waar het altijd licht naar schimmel rook. Beetje bij beetje verdwijnen ze. Door de yum dus.
Nee, de yum is geen plant. De yum is de Young Urban Millionaire. Hij – of zij – koopt in onze hoofdstad (en vast ook elders in de Randstad) pandjes op, krikt de muren terug op hun fundering, zandstraalt de bakstenen voorgevel grondig aan gort en takelt zandkleurige badkamers en hardstenen aanrechten naar binnen.
En waar de yum zich heeft geworteld, volgen wijnbarretjes met afgebikte wanden die alleen dure ‘natuurwijn’ schenken (wat dronken wij in vredesnaam al die tijd?). Bakkers die geen brood meer verkopen maar dadelmuffins en speltbâtards. Vintagewinkels die drie keer zo veel voor een versleten jas vragen als de Kringloopwinkel die hier onlangs nog zat, maar hé, dan heb je dus wel slijtage op de aller-coolste plek!
Overigens bewonen yums natuurlijk niet al die opgeknapte pandjes zelf – ben je gek, ze mogen wel rijk zijn maar uiteindelijk hebben ook zij maar één lijf. Dus de overgebleven ruimte (liefst het souterrain en de zolder, zolang het vocht er nog niet zichtbaar uit de muren druipt) verhuren ze graag aan millennials. Aan de twintigers en begin-dertigers dus die niet meer in hun studentenkamer mogen blijven, te veel verdienen voor een sociale huurwoning, maar hard worden uitgelachen als ze bij een hypotheekverstrekker langs gaan. Ze moeten maar huren op de vrije markt. Nou, vrij is-ie! Er zit geen enkele rem meer op.
De woning boven mij blijkt een paar weken geleden ook in handen van zo’n yum met meerdere panden overgegaan. Ik heb hem of haar nog niet gezien, maar wacht met enige onrust op de eerste verbouwingsactiviteiten. En op de millennials die er vervolgens in zullen trekken. Of zouden het expats worden? In ieder geval gaan ze veel betalen. Ruim tweeduizend euro per maand, dacht de oud-eigenaar toen hij me van de verkoop op de hoogte stelde. Ik vraag me dan meteen af hoe het kan dat ze, na het overmaken van hun huur, nog aan de natuurwijn en de speltbâtard kunnen. Kennelijk kan het. Of leven ze allemaal op de pof?
Ook vraag ik me sindsdien af hoe lang de woningen naast en onder me yum-vrij zullen blijven. Want een groot deel van mijn buren is weliswaar fit en ondernemend, maar al best op jaren. Eén van hen zinspeelde onlangs al op een fijn nieuwbouwproject voor bejaarden in een wat minder hippe wijk. Als ze daar straks terecht kan, zou ze natuurlijk wel gek zijn als ze hier niet aan het yummiedom verkocht. Dat zijn er dan al twee.
Dat zijn best wel sombere gedachten boven mijn glaasje Hema-wijn. Gelukkig steekt op zulke momenten toch altijd weer de historica in mij de kop op. Toen ik in deze stad kwam wonen, had ze net de grote naoorlogse leegloop achter de rug. De bewoners die waren gebleven, waren overwegend wit en rimpelig. En hun nieuwe buren gekleurd en jong – yuppies moesten nog uitgevonden worden.
Tjongejonge, dat botste! Ik werkte een paar zomers achtereen in de thuiszorg, dus ik heb heel wat oud wit gekanker aangehoord. Over dat de buurt niet meer was wat ze was. Stom vond ik dat. En nu begin ik zelf zo te zeuren. Over de teloorgang van de buurt die ik sindsdien zelf langzaamaan heb zien ontstaan. Zo gaat dat kennelijk, als je ouder wordt. Het liefst zou je dan zien dat je omgeving bevriest in de tijd. Dus hoppa, niet gezeurd, en de yum van harte welkom geheten.
Maar ik ga hem of haar bij kennismaking wel vertellen dat dat zandkleurige bad straks een uitloopmodel wordt. En die speltbâtard zelfs een beetje zielig. Dat ze dat vast weten; dat niet alleen ik maar ook zij ooit een beetje belachelijk worden. Hoort bij het leven, doet even zeer, maar het went wel hoor.
Anne Pek