SP moet democratischer
– Democratie – De Socialistische Partij zegt voor democratische zeggenschap te zijn, maar de interne organisatie van de partij is zelf geen voorbeeld van democratie, betoogt David Hollanders.
Onlangs legden drie van de vier leden van een SP-commissie voor meer ledeninspraak hun werk neer. Ironisch genoeg had het bestuur de commissie verzocht om alleen de door het bestuur gewenste optie uit te werken. Die optie voorzag niet in stemrecht voor alle leden. Dit alles illustreert de gebrekkige democratie in de SP, temeer daar het niet opgestapte lid zelf bestuurslid is van de SP.
De beperkte partijdemocratie contrasteert met één van de eerste regels van het recente verkiezingsprogramma van de SP: ‘De SP werkt permanent aan de vorming van maatschappelijke coalities met burgers die strijden tegen ongelijkheid, voor de publieke sector en voor democratische zeggenschap’ (mijn cursivering). Het is uiteraard goed dat de SP democratisering centraal stelt, maar het bestuur staat intern niet toe waar het extern toe oproept. Om met politicoloog Hirschmann te schrijven: de SP kent enkel loyalty en exit, voice is onmogelijk. In minder wetenschappelijke termen: als je het er niet mee eens bent, dan kan je best vertrekken. Dit staat op zodanig gespannen voet met ‘democratische zeggenschap’ dat de partij ongeloofwaardig is als voorvechter van democratie. Dat is spijtig omdat de SP in meerdere andere opzichten wél een goede partij is. En juist omdat de SP een partij is met een sterk economisch programma en goede buitenparlementaire acties, is de gebrekkige partijdemocratie weer teleurstellend.
Democratisch centralisme
Menig SP-er stelt dat de SP de meest democratische partij van Nederland is, maar hier is de wens toch echt vader van de gedachte. Uitgangspunt van de partijdemocratie is democratisch centralisme. Het bestuur wordt direct gekozen door de leden en heeft daarmee een democratisch mandaat. Het bestuur heeft naast een mandaat ook een volmacht. Alle SP-gremia vallen direct onder het democratisch genoemde bestuur. En er is geen infrastructuur voor individuele leden of afdelingen om met het bestuur in discussie te gaan. De figuur van democratisch centralisme staat al ver af van de gepropageerde ‘democratische zeggenschap’, maar ook in eigen termen valt op de democratisch centralistische praktijk af te dingen.
Verkiezingen bestuur problematisch
Het bestuur wordt gekozen door leden, maar niet alle leden hebben stemrecht. Stemgerechtigde leden worden door afdelingen geselecteerd. Er is daarbij geen aanwijzing dat leden op hun voorkeuren geselecteerd worden, maar hoe de selectie wél plaatsvindt, is onduidelijk. Belangrijker is dat het “nieuwe” bestuur voorgedragen wordt door een voordrachtcommissie, waarin doorgaans bestuursleden zitting hebben. Niet zelden dragen bestuursleden –in hun hoedanigheid van lid van de voordrachtcommissie- zichzelf en/of medebestuursleden voor als “nieuwe” bestuurskandidaten. Terwijl de SP zulke “Wij van WC-eend”-constructies op universiteiten (terecht) hekelt, doet het bestuur zelf niet anders. Leden die niet voorgedragen worden, kunnen het tegen een goedgekeurde kandidaat op nemen. Dat wordt hen evenwel niet in dank afgenomen, waarover later meer. In hoeverre selectie van kiezers en preferente kandidaten de uitkomst stuurt, valt niet uit te maken -maar waarom bestaat deze constructie anders dan om de uitkomst te beïnvloeden?
Zo stelden Ron Meyer en Sharon Gesthuizen zich in 2015 kandidaat voor het voorzitterschap. Er werden uiteindelijk 899 stemmen uitgebracht. Ron Meyer haalde met 529 stemmen een meerderheid. Indien 80 mensen die op Meyer stemden op Gesthuizen hadden gestemd, was de laatste voorzitter geweest. Indien de openlijke en grote steun van het voltallige bestuur er dus toe heeft geleid dat 80 (voorgeselecteerde) leden van een stem op Sharon Gesthuizen afzagen, heeft Ron Meyer niet enkel zijn voordracht aan het bestuur te danken maar ook zijn verkiezing. Daar komt bij dat de tientallen bestuursleden zelf stemrecht hebben. Terzijde: wat mij betreft staan niet de ontegenzeggelijke kwaliteiten van Ron Meyer ter discussie, maar is zijn voorzittersmandaat wel problematisch vanwege de ondoorzichtige procedure.
Centralisme daarom ook
Het uitgangspunt is dat het bestuur een democratisch mandaat heeft en daarmee een volmacht verwerft vis-à-vis leden en afdelingen. Alle gremia vallen onder het bestuur. Het valt op zichzelf al te betwijfelen of een zo centralistische organisatievorm verstandig is voor een partij die stelt te staan voor democratische zeggenschap op de werkvloer. En dit geldt te meer wanneer de verkiezing van het bestuur op een zo ondoorzichtige en beperkt democratische wijze tot stand komt. Hoe ook, werkelijk alle lijnen komen samen in het bestuur. Prominente fractieleden (drie van de vier hoogst geplaatste kandidaten op de kandidatenlijst voor de laatste Tweede Kamerverkiezingen) zitten in het partijbestuur. Het wetenschappelijk bureau, de partijbladen en de jongerenbeweging vallen onder het bestuur. Kandidatenselectiecommissies worden aangewezen door het bestuur en de commissieleden zitten daarbij soms zelf weer in dat bestuur (en worden daarmee door zichzelf aangewezen). Het kan nog krasser. Een Tweede Kamer-fractielid had zowel zitting in de laatste kandidatenselectiecommissie als in het bestuur. Zij wees dus eerst zichzelf aan om zichzelf –en collega’s- te beoordelen op geschiktheid voor het Kamerwerk. Vervolgens beoordeelde zij zichzelf en collega’s, om daar vervolgens weer verslag van uit te brengen aan het bestuur, oftewel aan zichzelf. Die beoordeling was kennelijk gunstig aangezien zij hoog op de lijst stond.
Dit laatste toont ook de te intieme band tussen de Tweede Kamerfractie en het bestuur, voor zover deze niet samenvallen. Zo stond ook een aantal assistenten van dubbelgemandateerde Kamer-/bestuursleden hoog op de lijst voor de laatste Tweede Kamerverkiezingen. En Lilian Marijnissen werd op nummer drie geplaatst, geselecteerd door o.a. Ron Meyer –bestuurslid en lid van de selectiecommissie- die net daarvoor geselecteerd was geworden door toenmalig voorzitter Jan Marijnissen.
Partijcultuur biedt geen soelaas
De centralistische structuur is ook terug te zien in de partijcultuur. Voor discussie, deliberatie en debat is weinig gelegenheid. Er is een sterke intolerantie voor openlijk debat met, laat staan kritiek van leden of afdelingen. Wie eigener beweging de partijlijn problematiseert, valt uit de gratie van het partijbestuur. De enige spreker die op het congres in 2015 de interventies van het bestuur in de voorzittersverkiezing benoemde, werd laag op de lijst geplaatst. De kritische fractievoorzitter van de Rotterdamse SP (Leo de Klein) trof hetzelfde lot (waarop hij bedankte voor de eer). Andersom wordt door bestuursleden wel kritiek geuit op leden die van de centrale lijn afwijken (Sharon Gesthuizen, Leo de Klein). Kortom, top-down worden leden terug in de lijn gebracht, terwijl bottom-up discussie in de kiem wordt gesmoord.
Controversiële debatten worden uit de weg gegaan. Discussie over Zwarte Piet is anathema, met als verdrietig en beschamend dieptepunt het stilzwijgen van de Tweede Kamerfractie na het door de Rotterdamse politie aftuigen van vreedzame zwarte demonstranten. Instemming van de Amsterdamse SP-fractie met gedeeltelijke opheffing van daklozenopvang –denkelijk op instructie van de VVD-wethouder-, werd niet vooraf met leden besproken.
Goede punten SP behouden
Het is niet mijn bedoeling om motieven of competenties van individuen in twijfel te trekken. Sterker, ik vind een aantal Kamerleden goed, inclusief sommige dubbelgemandateerden. Het is evenwel zorgelijk dat betrokkenen er zelf geen blijk van geven in te zien dat dit soort dubbelmandaten ongepast, ongewenst en ongeloofwaardig is. De SP maakt de eigen principes niet waar.
Dat is een sombere conclusie. De SP heeft in tegenstelling tot Groen Links een werkelijk links economisch programma. De SP sluit als enige partij aan bij óf initieert zelf maatschappelijk verzet. Voorbeelden zijn het Zorgfonds en de voortreffelijke rol van Kamerlid Jasper van Dijk en jongerenbeweging Rood bij de Maagdenhuis-bevrijding. Daarnaast heeft bijna elke afdeling een hulpdienst waar mensen die nergens terecht geholpen kunnen worden. En het pleidooi voor democratische zeggenschap op de werkvloer is op zichzelf zeer juist. En juist dat maakt het zo teleurstellend dat de SP zelf niet democratisch is. Daarmee klinkt het pleidooi voor democratisering ongeloofwaardig. En wat mij betreft is het dat eigenlijk ook zolang de SP democratische zeggenschap niet eerst en vooral intern vormgeeft.
David Hollanders
www.davidhollanders.nl
Is docent Economie aan de Universiteit van Amsterdam