Steenrijk, straatarm

image_pdfimage_print

– Blog –’Hoeveel paar schoenen heeft Maxima, denk je?’ De medewerkster van het kleine warenhuis bij mij om de hoek, steekt met haar hoofd boven de stellingkast uit en kijkt mijn kant op. Ik kijk om me heen. Heeft ze het tegen mij? Ik zie niemand achter me. Vertwijfeld kijk ik haar aan. ‘Raad es’, zegt ze. Het boeit me werkelijk niet wat Maxima aan spullen heeft, maar kennelijk vindt de verkoopster het het melden waard en zit ze verlegen om een praatje. Uit fatsoen geef ik antwoord. ‘Tweehonderd’. ‘Nee, veel meer! Vijfhonderd!’ Ze schreeuwt het bijna. Het duizelt me. Moet ik nu: ‘Nee, dat meen je niet!’ gaan roepen? Mijn mond valt open. Niet omdat ik echt verbaasd ben, maar omdat ik er van hou een toneelspelletje te spelen en ik het zielig vind voor de verkoopster als ik het meteen afkap. Ze moet daar de godganse dag in die afschuwelijke winkel doorbrengen, waar ik zelf al na tien minuten overprikkeld raak door de vele opeengestapelde troep en de knalkleuren. Het is er altijd vrij rustig, behalve op zaterdag.

Ik schat haar een jaar of vijfenvijftig. Ze zit zo’n tien jaar voor haar pensioen, gedoemd om tot die tijd daar te werken. Haar enige vertiertjes op de dag zijn af en toe een praatje maken met een kletsgrage klant en het shownieuws volgen. ‘Goh’, zeg ik. ‘Ja’, gaat ze verder, ik hoorde het net op de radio. Niet te geloven , hè?’ Dwingende, aandachtvragende ogen priemen zich in mijn gezicht. Zal ik vlug doorlopen naar de kassa? Daar staat haar collega. Snel afrekenen. Nu kan het nog. Als ik er op inga, kom ik voorlopig niet van haar af. Dat voel ik aan mijn water. Ik zou nu kunnen zeggen: ‘Wat veel, zeg’, of ‘Belachelijk!’, of ‘Absurd!’. Dat wil ze horen. Maar ik schud alleen mijn hoofd.

‘Allemaal show dat ze soms in een H&M-tje loopt.’, gaat ze verder. ‘En dat ze kleren van Beatrix draagt. Om ons te doen geloven dat ze niet met geld smijt! Ze heeft haar eigen ontwerper! Ik ben niet gek!’. Haar ogen spuwen vuur. Ik wil weg. Dit doet me denken aan de verjaardagen van mijn ouders vroeger, als mijn vader en ooms en een enkele tante, luidkeels hun gal spuiden over van alles en iedereen. Hun verontwaardiging over het onbenul van bepaalde politici loeide door de huiskamer. ‘En dan die lulhannes van de VVD, hoe heet ie ook alweer?’ Als wij op bed lagen, konden we vaak niet slapen van het lawaai. Met de nodige kruidenbittertjes en advocaatjes achter de kiezen, kwamen die tongen wel los. Ook de vreemden en aparten in het dorp kregen ervan langs. ‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’, schalde er ’s zondags door de kerk. Het ene oor in, het andere weer uit.

‘En dan die vakantievilla van ze in Griekenland. Van vierenhalf miljoen! Weet je hoeveel jaar ik daarvoor moet werken?, tettert de verkoopster. Ze is op dreef. Nu moet ik wegwezen. Ik snap de frustratie wel, maar hou niet van de manier waarop het wordt geuit. Ze wil mijn mening niet horen, ze zoekt bevestiging. Geen zin in. Ik knik begrijpend en loop linea recta naar de kassa.

Weer buiten, wandelend naar huis, denk ik aan Maxima. Zou ze die vijfhonderd paar schoenen allemaal dragen? Of kijkt ze er elke dag even naar in haar enorme inloopkast, waar ook haar jurken van Jan Taminiau hangen? Ik loop langs de kledingwinkel van het Leger des Heils. Broeken drie euro, jurken vier, tassen twee euro vijftig. Ik koop er weleens wat. Vaak zitten de kaartjes van de winkel waar de kleding ooit gekocht is, er nog aan. Bij de kringloop of op rommelmarkten is ook genoeg te vinden. Ik vind het wel kikken iets moois te scoren voor een paar euro.

Maxima draagt organisaties als het Leger des Heils een warm hart toe. Ze is open, betrokken en lijkt altijd oprecht. Ik mag haar wel. Maar die Griekse villa van vierenhalf miljoen en die vijfhonderd paar schoenen zitten nu in mijn hoofd. Die villa gebruiken ze alleen voor vakanties. De rest van het jaar staat het huis waarschijnlijk leeg. De gezichten van Arnie uit GTST, met zijn miljoenenhuizen in Florida en Amsterdam-Zuid en van Ralph Hamers, de CEO van ING doemen nu ook voor mijn ogen op. Geld als water. Wat een contrast met hoe veel mensen de eindjes elke maand aan elkaar moeten knopen. Het sensatiebeluste tv-programma ‘Steenrijk, Straatarm’ legt de verschillen pijnlijk bloot. Een week ruilen van leven, opeens een weekbudget van 1500 euro hebben in plaats van 80, en vice versa. De arme mensen zijn dolgelukkig dat ze eindelijk eens even geen zorgen hebben. Hun kinderen een keertje geen nee hoeven te verkopen. Bij het eindgesprek is er veel respect over en weer. De rijken hebben er veel van geleerd, zeggen ze. Maar de tranen vloeien altijd aan de andere kant van de tafel.

Mae Hoffman