Into the wild city

image_pdfimage_print

– Marjolein Burgerhout – Onverwacht bezoek loopt door mijn achtertuin. Een zwarte haan en twee lichtbruine hennen stappen parmantig rond. De hele buurt is in rep en roer. De bewoners op de begane grond klagen over de rotzooi. Buren op drie hoog zijn furieus vanwege de geluidsoverlast. Ze zijn vrijwel direct bereid om op geweld over te gaan. Ik kan zien dat ze het menen. Toegegeven, zo’n haan begint om zes uur ’s ochtends luid te kraaien. En nee, dat is doorgaans niet het tijdstip waarop ik wakker wil worden. Ze lopen vrij rond en worden niet onder controle gehouden door een eigenaar. De haan, ooit de gewaardeerde natuurlijke wekker voor de mens, is nu een brutale en vreemde ‘wilde’ in ons stadse territorium.

Nu het groen weer tevoorschijn komt en er zo nu en dan wilde dieren verschijnen, ontstaat er dikwijls choas in de stedelijke orde. ‘Onkruid’ wordt verwijderd, de stoep moet netjes blijven. Bomen worden omgehakt als ze teveel zonlicht weghouden. Wat als lastig en storend wordt ervaren, kan eenvoudig worden verwijderd. Rondom de enorme wilde konijnen populatie in het Erasmus park heerst een kinderboerderij-gedragscode. Dagelijks hollen er vrolijke peutertjes achteraan. De honden willen niets liever dan mee rennen en de beestjes met huid en haar verslinden. Maar dat is verboden. Een ware jacht midden in het park zou toeschouwende kinderen hoogstwaarschijnlijk traumatiseren. Een knuffeldier dat een ander knuffeldier opeet, wat is de wereld toch een verwarrende en wrede plek. In de sfeer van het dierenprentenboek is geen ruimte voor instinct.

Met name in de stadse omgeving lijken we alles wat groeit en beweegt te objectiveren tot beheersbare en kenbare dingen. Een boom wordt een schaduw verschaffend obstakel voor zonlicht waar we ons aan willen warmen en bruinen. We lijken te zijn vergeten dat een boom een levende zuurstof producent is en een huis voor vogels en insecten. Een konijn is een schattig aaibaar huisdier, geen prooidier. De moderne stadsburger heeft zichzelf radicaal op afstand geplaatst van de natuurlijke orde. Maar in hoeverre is dat nu werkelijk mogelijk? Kunnen we ons losmaken van de natuurlijke orde? We lijken de ongemakken der natuur weg te willen filteren en houden de helft over. Wat over blijft ruikt lekker, is aaibaar, aangenaam en maakt geen rotzooi. Ondertussen kijkt heel Nederland naar Expeditie Robinson. Er schuilt een diep verlangen in ons naar een plek midden in de grillige natuur.

De kippendames lopen onrustig bij mijn achterdeur. Ze lijken iets te zoeken. Een stuk karton zet ik schuin tegen de muur. Direct kruipen ze in de hut en laten één voor één een ei vallen. Een paar uur later staan er vier politieagenten in de tuin. “Zijn deze kippen van u?”, vraagt de agente aan mijn achterdeur. In Amsterdam zou je toch verwachten dat er interessantere zaken af te handelen zijn dan loslopend pluimgedierte. Maar zie hier het drama van de wildernis in de stad. De rust is ondertussen terug gekeerd. De beestjes zijn verwijderd. Bijgekomen van de schrik kunnen we weer verder met ons ingerichte en voorspelbare bestaan. Er ligt kippenpoep in de tuin. Ik ga eitjes bakken.