Behoud van zelfrespect in een prestatiesamenleving

image_pdfimage_print

– Economie – ‘Succes heb je zelf in de hand; falen is je eigen schuld.’ Dat is het ideaalbeeld van de prestatiesamenleving, waar alleen talent en inzet tellen. Socioloog Judith Elshout deed onderzoek naar hoe langdurig werklozen in sociale activeringsprojecten hun zelfrespect bestendigen. Dat blijkt een hele worsteling.

Heb je succes zelf in de hand? Kom je er wel als je maar hard genoeg je best doet? Is het je eigen schuld en ben je een mislukkeling als je langdurig zonder werk zit? Hoe bewaren langdurig werklozen hun zelfrespect in een samenleving waarin betaald werken de norm is? En welke rol kan activeringsbeleid daarin spelen?

Het idee dat succes en falen zijn toe te schrijven aan persoonlijke verdienste is stevig geworteld in het dagelijks leven. Mensen zonder werk zouden in de competitie om maatschappelijk succes als ‘verliezers’ te boek staan en op weinig erkenning en respect kunnen rekenen (Swierstra & Tonkens 2008, 2006).

Volgens filosoof Tsjalling Swierstra en socioloog Evelien Tonkens heeft het vooral te maken met een toenemende meritocratisering van onze samenleving. In een meritocratie, ook wel prestatiesamenleving genoemd, tellen alleen prestaties die gebaseerd zijn op eigen inspanning. Je moet je maatschappelijke positie en de daarbij behorende waardering, verdienen. De logische consequentie hiervan is dat als mensen werkloos zijn of op een lage sport van de maatschappelijke ladder staan, ze dat aan zichzelf te danken hebben en geen erkenning en respect verdienen.

Onderzoek

De zorgen over gevolgen van een meritocratiserende en veeleisende samenleving inspireerden mij tot een promotieonderzoek naar hoe mensen hun werkloosheid ervaren en hoe zij hun zelfrespect behouden en opbouwen. Ook wilde ik weten of sociale activering kan bijdragen aan de opbouw van zelfrespect en onder welke voorwaarden. Sociale activeringsprojecten zijn vaak initiatieven van welzijnsorganisaties en private ondernemingen die als doel hebben de maatschappelijke participatie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te bevorderen. Dit wordt gedaan door hen sollicitatie- en taaltrainingen en onbetaalde maatschappelijke activiteiten en stages aan te bieden. Voor de financiering verwerven zowel welzijnsorganisaties als bedrijven zelf gelden. Tot de opdrachtgevers en financiers behoren gemeenten en stadsdelen, woningbouwcorporaties, het vermogensfonds Instituut Gak, en fondsen zoals het Oranje Fonds en het VSBfonds.

Het ene project heeft een looptijd van een half jaar, het andere krijgt financiering voor twee jaar of langer. Aanbieders van sociale activering kunnen contracten hebben met het UWV om arbeidsongeschikten en werklozen met een uitkering sociaal te activeren (Van Berkel en Van der Aa 2005: 335).

Ook wordt in samenwerking met gemeenten sociale activering aangeboden aan bijstandsgerechtigden en mensen zonder uitkering, ook wel ‘nuggers’ (niet-uitkeringsgerechtigden) genoemd.

Voor het onderzoek zijn 56 langdurig werklozen geïnterviewd met een ‘grote afstand tot de arbeidsmarkt’ die vrijwillig aan sociale activeringsprojecten meedoen. Met zestien projectprofessionals van verschillende sociale activeringsprojecten sprak ik over hun werkwijze en ervaringen met deelnemers, en ten slotte analyseerde ik documenten van de projecten en heb ik geobserveerd op locatie.

Eigen schuld?   

Werkzoekenden die ik sprak, blijken zichzelf over het algemeen niet de schuld te geven van hun werkloosheid. Ze zien niet een gebrek aan talent en inzet als oorzaak van hun werkloosheid; het ligt aan het systeem dat hun eerlijke kansen onthield. Ze kwamen uit het verkeerde milieu, of de schuld lag bij de werkgevers die de voorkeur zouden geven aan jongere kandidaten met een diploma.

Zelf zouden ze nooit de kans hebben gehad een opleiding te volgen en ‘papiertjes’ te halen omdat dat niet gebruikelijk was in de familie en de gemeenschap waarin ze opgroeiden.

Coen bijvoorbeeld, refereert aan zijn achtergrond om zijn situatie als werkloze te begrijpen. Zijn dominante vader, een man met losse handjes, stuurde hem naar de lagere agrarische school terwijl hij naar de mavo wilde. Bovendien was zijn moeder invalide; hij moest snel gaan werken, geld verdienen, omdat ze het niet breed hadden. “School was verplicht, maar ik kon dus niet altijd. Ik ben gaan werken toen ik veertien was”, vertelt hij. Coen en andere respondenten beschermen hun waardigheid met de gedachte dat ze over competenties beschikken, maar nooit de kans (meer) hebben gekregen om die te bewijzen.

Parasieten

Waar respondenten de oorzaak van hun werkloosheid doorgaans niet bij zichzelf zoeken, ervaren zij des te meer dat anderen hun wel de schuld ervan geven. Ze worstelen enorm met het negatieve stereotype beeld waarvan zij denken dat anderen in de samenleving dat van hen hebben. Ze verwachten dat anderen vinden dat zij lui zijn, zonder arbeidsmoraal en nutteloos. Ze zouden niets bijdragen aan de samenleving, maar wel profiteren van overheidsvoorzieningen.

Keer op keer afgewezen worden door potentiële werkgevers versterkt het gevoel dat anderen hen parasieten vinden die niets waard zijn.

Manus bijvoorbeeld, zegt verschillende keren tijdens het interview dat hij veel kan maar niets is. Hij is goed met zijn handen en grijpt allerlei vrijwillige bouwklussen aan, maar zolang het niet wordt erkend, voelt hij zich ‘niemand’.

In contact met uitkeringsorganisaties, re-integratiebedrijven en de sociale werkvoorziening ervaren respondenten een bevestiging van het stigmatiserende beeld van werklozen. De hierboven genoemde respondent Coen is boos. Hij gelooft dat hij ‘nooit een contract’ krijgt omdat de baas voor elke nieuwe plaatsing via een re-integratiebedrijf subsidie opstrijkt. Hij zegt zich te ergeren aan het ‘re-integratie-cowboygedoe’.

Hij is daarin niet de enige. Zo vertelt Freek dat hij door de DWI gedwongen werd om bepaald werk te doen. Inspraak kreeg hij niet, en tegenwerking werd niet geduld. Als hij zou weigeren, zou hij worden gekort op zijn uitkering. Zijn autonomie werd hem afgenomen en hij werd voor zijn gevoel niet behandeld als een volwaardig persoon met bepaalde competenties. Respondenten hebben het gevoel een pion te zijn in een spel waarvan zij deel uitmaken zonder enige regie te hebben.

Dat respondenten zelf het spel zeggen te doorzien, voelen ze als des te vernederender. Zij hebben het gevoel dat ze niet worden behandeld als autonome personen met individuele kwaliteiten en wensen. Terwijl juist autonomie een belangrijke basis is voor waardigheid, en het ontkennen ervan een aantasting betekent van die waardigheid (Darab en Hartman 2011: 795). De manier waarop gesproken werklozen bij instanties worden behandeld, en het gevoel dat ze als nutteloze parasieten worden gezien en niet verdienstelijk zijn, ondermijnen hun zelfvertrouwen.

Gezien en gehoord

Geïnterviewden hopen door aan een sociaal activeringsproject mee te doen hun kansen op een baan te vergroten. Deelname bleek vaak een verademing. Ze hebben het gevoel dat ze er gehoord en gezien worden.

David vertelt over het project Sterrenvinder waaraan hij meedoet: “Hier wordt altijd naar je geluisterd. Je wordt ook altijd geholpen. Als je bij een bepaalde instantie moet wezen, dan is het negen van de tien keer: deze week hebben we geen tijd, volgende maand misschien. (…) Of ze je nou wel of niet kunnen helpen, ze luisteren in ieder geval. En vaak helpt een luisterend oor ook al hè.”

Respondenten hebben over het algemeen het gevoel met respect te worden behandeld. Dit doet hun eigenwaarde goed, draagt bij aan hun motivatie om (weer) actief te worden, en voedt de hoop dat hun situatie zal verbeteren.

Sociologische literatuur onderstreept het belang van de erkenning van de autonomie, en gezien en gehoord te worden. ‘Luisteren naar anderen’ is een houding die mensen sterk associëren met respect, terwijl men niet-luisteren als disrespect ervaart (Schirmer et al. 2012: 3). Want als er niet wordt geluisterd, ontneem je iemand zijn handelingsvrijheid (agency) en autonomie (Darab en Hartman 2011: 787).

Het contact met projectmedewerkers compenseert het gemis aan waardering elders. Ze zijn geen nummer meer, maar een persoon die wordt gezien en naar wie wordt geluisterd.

Ook dragen de onbetaalde activiteiten bij de projecten bij aan hun zelfrespect omdat ze op werk lijken. Deelname aan de projecten biedt deelnemers een gestructureerde daginvulling, ze kunnen er voor hun gevoel ‘iets nuttigs’ doen, zoals het repareren van computers of Nederlandse taalles geven in de wijk, doen er sociale contacten op, en het onbetaalde werk biedt ze een (nieuwe) rol en status zoals die van leraar of gastvrouw.

Marit bijvoorbeeld, is erg te spreken over haar rol als coach voor buurtbewoners. Ze heeft zich altijd een buitenbeentje gevoeld vanwege haar ADHD. Door haar coachschap voelt zij zich weer ‘iemand’: “Dat geeft je toch het gevoel dat je iets betekent, je bent niet niks.”

Lonen  

Deelnemers ontlenen waardering aan hun deelname aan sociale activeringsprojecten, maar dat is niet het hele verhaal. Als blijkt dat hun deelname aan een activeringsprogramma niet leidt tot het vinden van een betaalde baan, dan volgen teleurstelling, frustratie en boosheid. Dat komt hun zelfrespect uiteraard niet ten goede.

Respondent Kees vindt het jammer dat zij van de computerloods geen winkel mogen maken, want als je een computer hebt gemaakt en die wordt verkocht, dan is dat ‘ook waardering’. En voor Tanja lijkt deelname eerder bezigheidstherapie te worden. Ze vertelt dat ze al negen activeringstrajecten heeft gevolgd, en telkens weer meedoet om wat te doen te hebben – in de hoop dat ze via een project uiteindelijk toch een baan krijgt. Dat haar wordt voorgehouden dat zij werkervaring moet opdoen terwijl ze jarenlang in de zorg heeft gewerkt, en dat zij vaardigheden moet leren, zoals op tijd komen, frustreert haar.

Waarom is het ontvangen van loon toch zo belangrijk voor geïnterviewden als zij ook voldoening halen uit onbetaald werk? Ten eerste verloopt bredere culturele en maatschappelijke erkenning via betaald werk. Betaald werk is een dwingende norm in onze samenleving.

Ook zijn er volgens respondenten immateriële voordelen die kleven aan een geldelijke beloning. Een geldelijke beloning zorgt voor een inkomen, maar staat ook voor onafhankelijkheid van een partner of van de staat. De tweede betekenis is de betaling als erkenning en immateriële waardering van persoonlijke verdienstelijkheid.

Op de derde plaatst staat een beloning voor de wederkerige afhankelijkheidsrelatie tussen degene die een dienst levert en de ander die de dienst afneemt.

En op de vierde plaats levert betaald werk een bron van zelfrespect als werklozen de beloning rechtvaardig vinden. De beloning moet dus in verhouding staan tot iemands persoonlijke verdienstelijkheid en in verhouding tot wat anderen krijgen voor vergelijkbare inspanningen.

Anders

Voor deelnemers van activeringsprojecten is het belangrijk dat zij zich niet misleid voelen als een betaalde baan uitblijft. Met hoeveel overtuiging en inspanning projectprofessionals deelnemers proberen te helpen, ze kunnen geen baangarantie geven, zeker gezien de huidige economische situatie in Nederland. Om teleurstelling en boosheid te voorkomen is het daarom belangrijk dat deelnemers goed worden voorgelicht over de doelstellingen van het project. Kan je er werken aan jezelf om uiteindelijk die baan te vinden, of biedt deelname een zinvolle dagbesteding waaruit mensen voldoening halen?

We leren ook van de ervaringen van werklozen in sociale activeringsprojecten dat de deelname een belangrijke bijdrage kan leveren aan het beschermen en opbouwen van het zelfrespect. De participatie structureert de dag, deelnemers maken zich nuttig en ze doen er sociale contacten op. Bijkomstig voordeel is dat zij zich kunnen onttrekken aan een negatief stereotypisch beeld dat anderen van werklozen zouden hebben. Ze kunnen door hun deelname in sociale activeringsprojecten op zijn minst laten zien dat ze gemotiveerde, ‘actieve werklozen’ zijn.

Essentieel is wel dat ze zelf kunnen kiezen om deel te nemen en dat zij een keuze hebben in het onbetaalde werk dat zij doen. Het verplichten van mensen om bepaald werk te doen ondermijnt daarentegen de autonomie van mensen en wordt als vernederend en stigmatiserend ervaren. Het is dan ook zeer de vraag of gemeenten moeten inzetten op verplicht werken zonder loon. Op zijn minst moeten werkzoekenden een keuze hebben in het werk dat ze onbetaald doen. Ook zou een kleine geldelijke beloning een groot verschil maken (zie ook Van de Pas & Serail 2000: 231-237). Geïnterviewden maakten duidelijk dat een ‘extraatje naast een uitkering’ als uiting van waardering zou voelen.

Menswaardig

Ook laten de bevindingen zien dat een menswaardige benadering van  door projectprofessionals en medewerkers van uitkeringsinstanties cruciaal is. Gehoord en gezien worden draagt bij aan de zelfwaardering van werklozen. Het gevoel hebben dat zij als een ‘nummer’ worden behandeld of dat er op ze wordt neergekeken, dat ze niet worden gezien en erkend in hun motivatie om te werken, leidt tot boosheid, verlies aan motivatie en werkt daarmee contraproductief.

Het zou wenselijk zijn als ‘meedoen’ in onze samenleving ook op andere manieren kan lonen dan alleen via betaald werk. Zodat werklozen ook zonder een betaalde baan hun zelfrespect duurzaam kunnen opbouwen. Als gevolg van de dwingende norm dat ‘echt’ werk in feite betaald werk moet zijn, is het aantal bronnen waaraan werklozen zelfrespect kunnen ontlenen namelijk gering. Opvoeding, mantelzorgen of vrijwilligerswerk vinden respondenten belangrijke verdiensten, maar vallen volgens hen niet onder ‘echt’ werk en zijn daarom in hun ogen onvolwaardige alternatieven.

Het recht op een inkomen zonder werk, een basisinkomen, draagt mogelijk ook bij aan de opbouw van het zelfrespect van werklozen. Naast financiële onafhankelijkheid zou een belangrijk voordeel van een basisinkomen zijn dat uitkeringsgerechtigden niet geconfronteerd hoeven te worden met maatregelen als een sollicitatieplicht en een afgedwongen tegenprestatie. Echter, de bevindingen in het onderzoek wijzen ook uit dat een basisinkomen voor de werklozen die ik sprak niet de panacee zal zijn. Een dergelijk inkomen mist namelijk de immateriële voordelen die een geldelijke beloning voor diensten kenmerken. Juist een ‘verdiend’ inkomen draagt bij aan het zelfrespect van mensen. Zolang in onze samenleving betaald werk gelijkstaat aan ‘echt’ werk, blijft het lastig je te onttrekken aan deze norm.

Erkenning

Voor de bescherming en opbouw van zelfrespect van ongewild werklozen is het noodzakelijk dat de samenleving erkent dat werkloosheid een pijnlijke en onwenselijke situatie is, en niet een gevolg van persoonlijke tekortkomingen. Het idee dat werkloosheid een toestand is waarvoor mensen hebben gekozen, en iets is wat schaamte inboezemt, vernedert.

Op zichzelf is er niets mis met persoonlijke verantwoordelijkheid. En meritocratisering kan een stimulans tot zelfontplooiing zijn. Maar dat betekent niet dat werkloosheid een bron van schuld en schaamte zou moeten zijn. Een belangrijke stap is dat overheidsinstanties en re-integratiebedrijven streven naar een stimulerend klimaat. Alleen als werklozen worden erkend en gewaardeerd, kunnen zij hun zelfrespect opbouwen; zelfrespect dat zij hard nodig hebben om de afstand tot de arbeidsmarkt te kunnen verkleinen. Daarbij is niet alleen de individuele werkloze gebaat, maar ook de samenleving als geheel.

Judith Elshout promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam met haar proefschrift Roep om respect. Ervaringen van werklozen in een meritocratiserende samenleving (2016). Momenteel werkt zij bij de Hogeschool van Amsterdam als docent en onderzoeker.

Dit artikel is eerder verschenen in het tijdschrift Sociaal Bestek

www.zorgwelzijn.nl

 

Literatuur

  • Berkel, H.H.A., van & P.H.J. van der Aa (2005) The marketisation of activation services: a
  • modern panacea? Some lessons from the Dutch experience. Journal of European Social Policy, 15 (4): 329-343
  • Darab, S. & Y.A. Hartman (2011) Psychic wounds and the social structure: An empirical investigation. Current Sociology, 59 (6): 784-804
  • Elshout, J. (2016) Roep om respect. Ervaringen van werklozen in een meritocratiserende samenleving. Amsterdam: Stichting de Driehoek
  • Newman, J. & E. Tonkens (eds.) (2011) Participation, Responsibility and Choice. Summoning the Active Citizen in Western European Welfare States. Amsterdam: Amsterdam University Press
  • Pas, I. van de & Serail, T. (2000) Sociale activering als beleidsterrein. In: Engbersen, G., Vrooman,
  • J.C. & E. Snel (rec.) Balans van het armoedebeleid: vijfde jaarrapport armoede en sociale uitsluiting (pp. 229-240). Amsterdam: Amsterdam University Press
  • Schirmer, W., Weidenstedt, L. & W. Reich (2012) Respect and agency: An empirical exploration. Current Sociology. Gedownload op 18 april 2012, van http://csi.sagepub.com/content/early/2012/03/29/0011392111421531
  • Swierstra, T. & E. Tonkens (red.) (2008) De beste de baas? Prestatie, respect en solidariteit in een meritocratie. Amsterdam: Amsterdam University Press
  • Swierstra, T. & E. Tonkens (2006) Meritocratie en de erosie van zelfrespect. Krisis, 3: 3-23